Een korte geschiedenis van de DPV
door Pieter den Hengst
Rond het begin van de 20ste eeuw nam de belangstelling voor hetgeen de bodem verborgen hield steeds meer toe. In een tijd waarin nieuwe onderzoeksmethoden en inzichten doorbraken, begreep ook een aantal liefhebbers van de Drentse prehistorie dat zij hun steentje konden bijdragen aan deze ontwikkelingen. Dit leidde er toe dat op 24 november 1913 de koffiehandelaar R. Houwink uit Meppel, de amateurarcheoloog G.J. Mulder uit Assen en de heer J. Meursing uit Hoogeveen een bezoek brachten aan de notaris in Assen met als doel de oprichtingsakte te ondertekenen van de Drentsch-Praehistorische Vereeniging, de DPV. De grote stimulator van deze oprichting was de jonge ambitieuze bioloog A.E. van Giffen die zijn leven aan de archeologie zou wijden. Van Giffen had behoefte aan een instantie die zijn plannen voor archeologisch onderzoek in Drenthe financieel en anderszins kon ondersteunen.
Doelstelling van de vereniging was – kort samengevat – het bevorderen van archeologisch onderzoek in Drenthe, bescherming van archeologische monumenten en het verspreiden van kennis over en stimuleren van belangstelling voor de voor- en vroeghistorische beschavingen in Drenthe in het algemeen.
Tot 1919 leidde de jonge vereniging een slapend bestaan. Van Giffen was aanvankelijk nog werkzaam voor het Rijksmuseum van Oudheden in Leiden en voor zijn activiteiten in Drenthe had hij ondertussen al een vermogende sponsor gevonden. De eerste bestuursvergadering vond plaats in 1919. Om de vereniging tot leven te wekken besloot men tot een ledenwerfactie. Er werd een wervingsbrief gestuurd naar 275 adressen van vooral notabelen als burgemeesters, notarissen, artsen en rechters. Deze actie leverde 36 donateur-leden op. Eveneens in 1919 trad Van Giffen als wetenschappelijk adviseur toe tot het bestuur. Hij zou daarvan tot zijn pensionering als hoogleraar in 1954 deel uit blijven maken. In beide hoedanigheden werd hij opgevolgd door prof. Waterbolk.
Vanaf 1919 hield de DPV zich vooral bezig met het financieel ondersteunen van het opgravingswerk van Van Giffen. De vereniging was medefinancier van de opgravingen die hij onder verantwoordelijkheid van de Groninger universiteit uitvoerde. De resultaten van deze onderzoeken werden meestal gepubliceerd in de Nieuwe Drentsche Volksalmanak (NDVA).
Tot WO-II vond de financiering van het onderzoek in Drenthe plaats uit particuliere middelen van de DPV en uit rijkssubsidies die via de vereniging werden toegekend. Daartoe kreeg de DPV vanaf 1927 jaarlijks een bijdrage van het Rijk voor de ondersteuning van de opgravingen. Deze subsidie is jarenlang verleend en kwam pas in 1967 ten einde. Daarmee was ook de rol van de DPV als een van de financiers van het archeologisch onderzoek in Drenthe vrijwel afgelopen. Wel werd in 1979 een Wetenschappelijk Fonds ingesteld voor de verstrekking van gelden voor onderzoek, publicaties en tentoonstellingen.
Tot WO-II beperkte de betrokkenheid van de DPV-leden zich tot het bezoeken van de actuele opgravingen in Drenthe en van de lezingen op de jaarlijkse ledendag. Het ledental bewoog zich in die tijd nauwelijks boven de 100. Tijdens de oorlog stelde de DPV zich als vereniging neutraal op. Na het uitbreken van de oorlog bedankte een kwart van de leden. Toen de overheid in 1943 bepaalde dat een ledenlijst moest worden overhandigd, heeft het bestuur ontheffing gevraagd, welk verzoek werd afgewezen. Als gevolg hiervan nam het ledental nog verder af.
Pas na de oorlog ontwikkelde de DPV zich tot een echte ‘ledenvereniging’. Het aantal leden steeg al snel tot 400 en bereikte in 1964 een maximum van 513. Daarna trad een geleidelijke daling van het ledental plaats, die tot de eeuwwisseling duurde. Sindsdien schommelt het aantal leden rond de 250.
Na de oorlog werden ook excursies georganiseerd naar locaties die buiten Drenthe gelegen waren. Vanaf 1955 bood de DPV haar leden bovendien jaarlijks een meerdaagse buitenlandse excursie aan. De eerste reis ging naar Denemarken, waarbij er onderweg overnacht werd in Hamburg dat als gevolg van de oorlog nog deels in puin lag. De reizen waren en zijn een belangrijke activiteit van de vereniging. In 1975 bijvoorbeeld moest de DPV voor een 12-daagse reis naar Schotland en de Orkney-eilanden – toch geen alledaagse bestemming – in twee aparte groepen van elk 40 deelnemers reizen. De laatste jaren gaan de reizen veelal naar Duitsland, België, Frankrijk en Engeland en ligt het aantal deelnemers tussen de 25 en de 40. Vanaf 1955 werden de reizen inhoudelijk geleid door de wetenschappelijk adviseurs van de DPV die tevens staflid van het Biologisch Archeologisch Instituut van de universiteit waren zoals prof. Waterbolk en dhr. O.H. Harsema. Sinds ongeveer 1990 kent de vereniging eigen archeologische reisleiders.
Een andere kernactiviteit van de ‘ledenvereniging’ zijn de lezingen die al decennialang in de wintermaanden gegeven worden. De onderwerpen liggen op een breed gebied, binnen en buiten Drenthe.
In 1963 besloot de DPV een platform te bieden aan actieve amateurarcheologen in Drenthe. Dit platform dat nu eens Studiekring en dan weer Werkgroep genoemd werd, was een samenwerkingsverband tussen het Drents Museum en de DPV. Deelnemers zijn niet alleen DPV-leden maar ook andere actieve amateurarcheologen. Doelstelling is kennisuitwisseling, scholing en het als vrijwilliger meewerken aan professionele opgravingen.
Vanaf 1924 werden de jaarverslagen van de DPV gepubliceerd in de NDVA. Tot 1979 kregen de leden regelmatig van het bestuur een uitgebreide brief over de lezingen en excursies, als een soort informatiebulletin. Met ingang van 1981 geeft de vereniging vier keer per jaar een eigen verenigingsorgaan uit, genaamd De Spieker. Het blad heeft verschillende keren een nieuwe opmaak gekregen en is thans een goed vormgegeven full colour uitgave. Daarnaast kreeg de DPV in 2003 een eigen website en sinds enkele jaren is er een digitale Nieuwsbrief die een bredere verspreiding kent dan alleen de leden. De DPV is kortom een vereniging die sinds 1913 steeds met haar tijd is meegegaan, een vereniging voor archeologie van steentijd tot heden.
Deze ‘Korte geschiedenis van de DPV’ is gebaseerd op ’Honderd jaar DPV, de eerste eeuw van een leergierige vereniging’ geschreven door Jacqueline Habets en Saïd Mooijman in ‘Proefsleuven’, de in 2013 verschenen eeuwfeestbundel van de vereniging. De volledige tekst van dit artikel vindt u in de bijlage.