WORKSHOP 10: Archeozoölogie: wetenschappelijk onderzoek aan resten van dieren

Tijdens archeologische opgravingen worden naast grondsporen, aardewerk en werktuigen uit vuursteen, metaal en hout, vaak ook dierenbotten en schelpen gevonden. Zij worden onderzocht door de archeozoöloog. Die bepaalt met behulp van een archeozoölogische vergelijkingscollectie het skeletdeel, de diersoort, de leeftijd, de sekse en de oorspronkelijke afmetingen van het dier.

Of dierlijke resten gevonden worden, hangt af van de bodemomstandigheden. Botten en schelpen blijven goed bewaard in waterverzadigde en basische bodems, zoals in klei, beerputten en beekdalen. Zij blijven slecht bewaard in zure bodems, zoals hoogveen en (Drentse) zandgronden.

Archeozoölogen onderzoeken de ontwikkeling van de relatie tussen mens en dier. De vroegste mens(achtig)en waren jager-verzamelaars. Alle gegeten vlees kwam van gejaagde of anders met strikken of valkuilen gevangen wilde dieren. Aan het eind van de laatste IJstijd ontstond uit de wolf het oudste huisdier, de hond. Huisdieren zijn groepen individuen die door de mens worden afgezonderd van de wilde soortgenoten. Daarbij veranderen het uiterlijk, het gedrag en de fysiologie. De mens bepaalt of een huisdier wordt geboren, hoe hij er uitziet, hoe zijn leven is ingericht, welke diensten hij de mens levert en hoe oud hij wordt. De vroegste honden leefden vermoedelijk al ca. 30.000 jaar v.Chr. in Europa. Vanaf ca. 12.000 v.Chr. begeleidden honden de jager-verzamelaars in heel Eurazië als hulp bij de jacht, als waakdier, als warmtebron en als kameraad.

Vanaf 9.000 v.Chr. ontstonden in Zuidwest-Azië de huisdieren geit, schaap, rund en varken uit de wilde geit, het wilde schaap, het oerrund en het wild zwijn. De belangrijkste gebruiksdoelen van deze dieren waren het leveren van vlees en huiden. Na enige tijd werden geiten, schapen en runderen aangepast zodat ze melk voor menselijke consumptie konden leveren. Later verschenen nog andere huisdieren, waaronder paard, ezel, kat, kip, gans, konijn en tamme duif.

Dieren speelden een belangrijke rol bij de rituelen van mensen. Hele dieren werden begraven op grafvelden, op erven, in de funderingen van huizen of langs paden en wegen. Maar ook delen van dieren, zoals schedels of poten werden als speciale depositie begraven, in graven bijgezet of op een brandstapel meeverbrand. Botten, gewei (een vorm van bot), tanden en hoorn waren belangrijke grondstoffen voor de mens.

In de workshop ziet u hoe het determineren van archeozoölogisch vondstmateriaal in de praktijk gebeurt. Via een laptop wordt ook Bonify getoond, de 3D-methode van botdeterminatie, ontwikkeld door Canan Cakirlar en Gary Nobles.

Deelnemers kunnen botten of ander dierlijk materiaal meenemen voor determinatie.

ACTOREN

Wietske Prummel, Christian Küchelmann, Esther Scheele en studenten (Groninger instituut voor Archeologie)

PLAATS en BIJZONDERHEDEN

De workshop wordt in het Koepeltje van het Kenniscentrum gehouden. Maximaal 10 deelnemers per ronde.

Nieuwsbrief

Ontvang ook onze
digitale nieuwsbrief:
Welkom, inloggen voor DPV-leden
workshop 10 archeozoologie